Ronald en ik starten de dag — die lang zal duren in verband met alle gesprekken en onderzoeken — met een kop koffie en een hele grote gevulde koek die smaakt naar de koek van het bakkertje in het Openluchtmuseum van Arnhem. 

Het UMCG is net een klein dorpje, in de kern zijn winkeltjes en restaurantjes, er hangt kunst en er is van alles te doen. We praten en lachen wat en kijken mensen. Even hebben we het gevoel dat we een dagje uit zijn.

Iedere vijf jaar de confrontatie

Totdat we richting het Beatrix Kinderziekenhuis lopen. Afdeling kinderoncologie. Hier vinden de gesprekken altijd plaats met de artsen van toen. Het blijft moeilijk om hier te zijn, iedere keer weer worden we geconfronteerd met zieke kinderen. Als we bij de balie staan om ons aan te melden zie ik een mandje staan met elf gebreide mutsjes, mutsjes voor kindjes die kaal geworden zijn van de chemo’s, ik voel een steek in m’n maag. Het koppie van mijn neefje of nichtje past hier ook in. En dat is ook wat ik zie; kindjes van Milans en Demi’s leeftijd. Mooi lieve kindjes die proberen te spelen in de speelhoek, terwijl hun bezorgde ouders aan tafel zitten te wachten. Het dagje-uit-gevoel maakt plaats voor opkomende tranen, en een diepe stilte in mij.

In de wachtkamer vertelt Ronald me dat hij vandaag zijn trauma gaat overwinnen. Ik kijk hem vragend aan. Ronald vertelt dat hij vandaag zijn bloed af laat nemen uit z’n arm en niet meer uit z’n hand. Hij heeft door alle infusen die hij vroeger heeft gehad een ontzettende hekel gekregen aan naalden in zijn arm. Hij is daar zo vaak geprikt dat hij op den duur het infuus via z’n voetjes kreeg. Als Ronald bloed af moest laten nemen, weigerde hij altijd de naald in zijn arm en liet het op zijn hand doen. Iets wat niet iedere verpleegkundige kan, wat het vaak extra pijnlijk maakte. “Vandaag ga ik me eroverheen zetten”, zegt hij vastberaden. “Zou je dat nu wel doen?”, vraag ik hem ongerust. “Je moet nog een hele dag hè?” Maar mijn lieverd houdt voet bij stuk. Ik kruip een beetje dichter tegen hem aan en voel zijn spanning.

Ondertussen komt er een meisje van een jaar of 6 met mooie vlechtjes de wachtkamer in. Ze houdt de hand vast van een meisje van haar leeftijd. “Hier kom ik nou elke week!”, zegt ze trots tegen haar vriendinnetje. Ze groet de zusters — die haar inmiddels kennen — en loopt samen met haar vriendinnetje naar de speelgoedkast om stiften en een kleurboek te pakken. Ondertussen kletst ze wat met de schoonmaker, alsof ze thuis is …

Ronald wordt geroepen voor het bloedprikken, de zenuwen stijgen naar m’n keel. “Zal ik niet even met je mee gaan?”, vraag ik hem. Ronald lacht. “Nee hoor, blijf maar zitten, het is zo klaar.” Terwijl ik wacht rent er een jongetje de afdeling op. Hij wordt vrolijk begroet door een lieve dame achter de balie. “Vandaag is mijn jubileum!”, roept hij trots. “Ben je vandaag jarig?”, vraagt de dame achter de balie. Het jongetje lacht en zegt “Nee joh! Want dan was het wel een verjaardag! Het is mijn jubileum want ik ben hier voor de 40e keer!” Mijn adem stokt … ik schat hem een jaar of 11 … voor de 40e keer in het ziekenhuis. En trots dat hij is!
Hij loopt naar de plek waar de computers staan en speelt een spelletje, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. En voor hem is het dat ook, bedenk ik mij.

Tussendoor komen er trotse kindjes de spreekkamers uitlopen, allemaal met een pleistertje op hun arm, en allemaal trots dat ze niet hebben gehuild tijdens het bloed prikken. “Het deed helemaal niet zeer”, hoor ik ze zeggen. Daar achteraan komt mijn man, mijn lieve stoere vent. Ook hij loopt met een pleistertje op zijn arm, hij straalt van oor tot oor. “Het deed helemaal niet zeer”, vertelt hij me blij. Ik pak hem vast en wil hem even niet meer loslaten. Weer voel ik tranen opkomen en krijg ik een knoop in mijn maag. Wat was dit belangrijk voor hem, een overwinning en wat ben ik apetrots!

14067560_1018777771572753_6349997734316726051_n (2)

We kunnen even bijkomen, Ronald heeft een longfunctie-test en hiervoor hoeven we niet in het kinderziekenhuis te zijn. We schudden het weer even van ons af, en hebben lol met de dokter die de test afneemt. Ik probeer serieus te blijven, maar dat lukt totaal niet. Ronald die daar zit met een grote blauwe wasknijper op zijn neus, de dokter die fanatiek met hem mee puft en blaast … Ik blijf er bijna in. De rest van de dag is goed te doen. Door naar de radioloog voor een botscan, tussendoor een beetje dwalen, eten en drinken.

Totdat we weer terug moeten voor de gesprekken en we plaatsnemen in de wachtkamer van het kinderziekenhuis. Vanachter de deuren horen we huilende en schreeuwende kinderen. Zien we bezorgde gezichten van ouders. Een klein, kaal wit jongetje probeert met zijn broer te spelen, maar ik zie dat hij er de energie niet voor heeft. Uit het ene kamertje komt een kinderwagen, uit het andere kamertje een jongetje van 8. Een wit koppie met zwarte wallen, daarachter zijn ouders met rode ogen van het huilen. Weer die steek in m’n maag, ik zie Ronald bedrukt om zich heen kijken. “Het roept toch weer herinneringen op”, zegt hij. In gedachten zie ik zijn kinderfoto’s voor me. Foto’s van een kaal ziek jongetje met overal slangetjes, een kaal ziek jongetje dat in het ziekenhuis Sinterklaas viert. Hij wil zo graag opstaan en zeggen: “Kijk naar mij. Ik heb ook kanker gehad en ik ben er nog!”. Hij wil het de ouders toeschreeuwen. Ik zie hem slikken, ik zie dat hij het ook heftig vind.

We worden geroepen door de arts, ze heeft een dik papierendossier onder haar arm. Stapels papier waarin alle shit van mijn lieverd staat, een dossier van 34 jaar oud. Iedere keer zie ik het vergeelde dossier en iedere keer krijg ik de kriebels van dat ding. We praten met de arts, we lachen, we maken lol, en we zijn dankbaar.

15.30 uur. De dag zit er weer op en voor zover we weten is Ronald weer APK goedgekeurd. We moeten alleen nog een paar weken wachten op de uitslag van de botscan. Innig gearmd lopen we de wachtkamer uit. Het jongetje dat z’n 40e jubileum viert, knipoogt naar me. Ik glimlach mijn allerliefste glimlach terug. Ik kijk naast me, naast mij loopt mijn lieve stoere sterke lieverd. Mijn man die deze kankerziekte overleefd heeft. Mijn knulletje die zo stoer en sterk is, maar op deze momenten ook even niet. Ik pak hem vast en kus hem. “Ik ben zo blij dat je er nog bent”, fluister ik in zijn oor. “Ik ook lieverd, ik ook”, fluistert hij terug. Terwijl ik mijn tranen wegslik, stuur ik in gedachten al mijn liefde naar de papa’s, mama’s en kinderen die er nog zitten. Ik wens, hoop, bid en smeek dat ze er over 30 jaar net zo bijlopen als wij; innig gearmd met de liefde van hun leven, gezond en wel.

Namasté, Margreet

Verhaal op mamaisthuis

Ronald, de man van Margreet heeft als kind kanker overleeft. Nu hij volwassen is wordt hij nog altijd nauwlettend gevolgd door het ziekenhuis en heeft hij iedere 5 jaar een ‘APK’. Iedere controle-ronde blijft spannend, en gevoelens van ‘het zal toch niet weer mis zijn’ blijven aanwezig. Wanneer Ronald na alle onderzoeken het stempel OK in zijn UMCG-paspoort krijgt, zijn hij en Margreet enorm opgelucht, ze kunnen weer verder. Met de onderzoeken die tijdens de APK gedaan worden helpt hij studenten die onderzoek doen naar de latere effecten bij kinderkanker. Ronald en Margreet zijn nuchtere mensen, hoewel het spannend blijft weten ze dat Ronald inmiddels net zoveel kans op kanker heeft als ieder ander mens. Het verdriet en de pijn rondom kanker zit voor hen onder andere in de niet vervulde kinderwens. In de post die je hier leest, vertelt Margreet daar openhartig over. Ondanks dat Ronald genezen is en hij kan genieten van het huwelijk met zijn grote liefde, verdwijnt kanker nooit helemaal uit zijn leven en dat besef werd tijdens het laatste bezoek aan het UMCG weer tastbaar duidelijk.