Moord en brand wordt er geschreeuwd. Gegild als een keukenmeid wordt er. ‘O help’, denk ik bij mezelf, ‘daar gaan we weer’. 

En inderdaad, daar gaan we weer. Bij Jonas aangekomen — hij is namelijk de gillende schreeuwlelijkerd — probeer ik de situatie in te schatten. Er blijkt een dekseltje dat, na herhaaldelijk proberen, niet op een potje past. Reden natuurlijk voor algehele paniek en zeker de woedeaanval waard zou ik zeggen.

jonas

Ik probeer hem te kalmeren, kan nog net mijn hoofd van een voorbijvliegend potje afweren en krijg de deksel tegen mijn neus. Au. De tranen springen in mijn ogen, want dat gebeurt als iets heel hard tegen je neus wordt gesmeten. En ik heb zin om een klap uit te delen. DOE IK NIET! Natuurlijk, in plaats daarvan zet ik mijn liefste stem op, kijk met mijn liefste gezicht en haal mijn allerbeste zelf tevoorschijn. De tranen slik ik weg, want wat is mijn verdriet in vergelijking met zijn groot misère denk ik dan. En dat denkt hij ook. Het gillen en krijsen zwelt aan en het is moeilijk om mijn gedachten erbij te houden maar ik moet dit toch zien te sussen.

Ik bied hem iets anders aan: een vingerpopje. Met een theatraal gebaar … van wie zou hij dat hebben … smijt hij het popje de kamer door. Bij nader inzien natuurlijk een absurd idee dat hij dat suffe kippetje, want dat was het, interessant genoeg zou vinden om te staken met deze wanvertoning. Ik kijk om me heen, zoekend naar iets wat wel de moeite waard zou kunnen zijn. Een bal, een pop, een trein met blokken, een rol tape, alles wordt met veel heisa en bombarie weggesmeten.
Ondertussen is Jonas een soort vaatlap met ernstige koliek geworden, als ik hem probeer op te tillen laat hij zich door zijn benen zakken en gooit zijn hoofd slap in zijn nek, hij rolt over de grond en zijn armen en benen maaien in het rond. Met een diepe zucht ga ik naast hem zitten. “Ik weet het niet meer”, zeg ik hem. Jonas stopt met huilen en nog nasnikkend kijkt hij me aan. Hij ligt nog steeds op de grond en al het speelgoed ligt als bij een ontploffing in een cirkel om ons heen. Hij strekt zijn armpje en met zijn kleine, lieve handje raakt hij zachtjes mijn haren aan. “Kraai de toeten tittn, oh gaai, de da da da, oh rei”. Inderdaad. Dat kun je wel zeggen, radeloos. Hij krabbelt overeind en komt in mijn schoot zitten. Ik zet muziek aan en met één vingertje omhoog luistert hij aandachtig naar de muziek. Nu we beiden weer gekalmeerd zijn pak ik het potje en dekseltje en doe ze op elkaar. “Kijk”, zeg ik en geef ze aan hem. “Oooh”, zegt Jonas en verrukt pakt hij het van me aan. Zo zit hij een tijdlang tevreden in mijn schoot, het potje met het dekseltje in zijn hand. We luisteren muziek en ik ben trots dat het niet verder uit de hand is gelopen.

Ondertussen probeert Jonas het dekseltje er weer af te krijgen … Wat niet lukt …

Lees ook: Opvoeden met oprechte aandacht! 

Tekst: MarinJanne. Moeder van Jonas van 6 en Ronja van 4 jaar. Haar kinderen zijn de inspiratie voor de stukjes die ze schrijft. Gebaseerd op het ware leven; echte gevoelens, echte emoties, soms mooi en soms minder mooi. Maar altijd puur!