De periode erna was donker en zwaar. Ik rouwde om iets wat er voor de buitenwereld niet was. Ik moest afscheid nemen van een kindje dat er nooit geweest was. Afscheid nemen van een leven dat ik ingedeeld had en andere vormen aan zou gaan nemen.

Ik werd bang en kreeg het benauwd. Hoe moest het nu verder? Als we later oud zijn, wie zorgt er dan voor ons? Hoe moet ik m’n vrije dagen nu in gaan delen? Voor wie moet ik nu zorgen? Mijn leven leek geen zin meer te hebben.

Onbegrip

Op de momenten dat ik erover wilde praten, werd het weggewuifd. De meest vreselijke dingen kreeg ik — onbewust — naar m’n hoofd geslingerd, zoals: “Dan nemen jullie toch een hond?”, “Jij hebt in ieder geval geen last van slapeloze nachten”, “Jij kan je tijd in ieder geval zelf indelen”, “Kinderen zijn echt niet zaligmakend hoor”, “Het is voor ons ook niet leuk dat we geen opa en oma worden”, “Je hebt er toch zelf voor gekozen om de medische molen niet in te gaan?”, “Ach, Ronald en jij hebben elkaar toch?” En zo kan ik nog wel even doorgaan …

Rouwverwerking

In een wereld waarin zwanger worden en kinderen krijgen de standaard lijkt te zijn, voelde ik me niet meer thuis. Ik deed niet meer mee. Ik deed er niet meer toe. Ik kon niet mee praten over tepelkloven, flesvoeding, schoolreisjes, zwemlessen enz. Ik voelde me een buitenstaander, een halve gare die niet eens een kind kon krijgen. Het was een zware, hele zware rouwverwerking die ik in m’n eentje aan moest gaan. Ik voelde me alleen, de put waar ik in zat werd steeds dieper, steeds donkerder en steeds kouder. Erover praten deed ik niet meer, de buitenwereld snapte het niet en in die tijd was het taboe vele malen groter dan nu. Ik was mezelf niet meer, was depressief en deed gemeen tegen de mensen in mijn omgeving. Af en toe zat ik alleen op onze ‘kinderkamer’ — die inmiddels een logeerkamer was geworden — en huilde dan tranen met tuiten. Een psychiater schreef me antidepressiva voor, hierdoor heb ik een tijd lang m’n gevoel kunnen blokkeren.

De wereld had mij niet meer nodig

Tot het jaar 2014, ik zat nog steeds in die diepe zwarte koude put, ik had de kracht niet meer om eruit te komen, wilde er ook niet meer uit. De wereld buiten die put had me niet nodig en ik had die wereld niet nodig. Als kinderloze vrouw stelde het leven allemaal niks meer voor. Ik werd ziek van de antidepressiva, m’n hart en m’n hoofd zaten niet meer op één lijn, ik voelde niets meer en dacht niets meer. Het enige wat ik nog dacht was dat m’n leven niks meer waard was, ik veranderde in een vervelend chagrijnig mens en de ruzies tussen mij en Ronald werden steeds meer en steeds heftiger. Ik stortte helemaal in, ik kon niet meer …

Samen naar het licht

Net op het moment dat ik dacht dat het voorbij was, dat het over was en dat het goed was zo, ging het deksel van de put open. Verblind door het licht dat naar binnen kwam, probeerde ik omhoog te kijken en zag Ronald staan. Hij klom naar beneden en nam me in zijn armen. “Kom op moppie, ik ga je helpen, we kunnen dit samen.” Ik voelde de warmte weer door me heen stromen, ik voelde weer liefde, ik voelde weer … Ik ben de put uit geklauterd, het was een hele klim, en af en toe viel ik weer naar beneden. Tijdens de klim heb ik m’n medicijnen overboord gegooid, kreeg ik coaching en was Ronald er om me aan te moedigen.

Mijn kindje in mijn hart

Na een jaar lang klimmen, was ik eindelijk boven. Ik voelde de warmte van de zon, ik voelde liefde en begrip. Ik klom uit de put, viel vermoeid in Ronalds armen en onder luid gejuich van m’n familie en vrienden vervolgde ik mijn weg. Een weg naar een nieuw leven, een weg met nieuwe kansen en een weg waarin ik de stilte ging doorbreken. Mijn kindje woont nog steeds in mijn hart, ik kan er geen afstand van doen. Dat kindje heeft vanaf m’n kleutertijd in m’n hart geleefd en daar mag ze blijven. Want een ‘ongewenst kinderloze vrouw’ is ook maar gewoon een moeder zonder levensecht kindje.

De hoop voorbij

Over Margreet

Margreet ken ik al ruim een jaar. Ik kwam in contact met haar via een prachtige ingezonden brief en daarna hebben we altijd contact gehouden. Ze inspireert mij door de manier waarop zij omgaat met haar ongewenste kinderloosheid. Ze is een voorbeeld voor veel andere vrouwen die hetzelfde lot overkomt. Een kinderwens kan enorm diep zitten en wanneer deze niet in vervulling mag gaan, kun je de moedergevoelens ook anders vasthouden in plaats van loslaten. Dit typeert Margreet, ze voelt zich nog steeds in haar hart een moeder en laat dat niet los maar houdt het op een andere manier vast op haar nieuwe levenspad.

De hoop voorbij

De hoop voorbij‘ is een boek waarin 27 mensen waaronder Margreet op openhartige wijze vertellen over hun ongewenste kinderloosheid. Over een diepgewortelde kinderwens, pogingen om deze wens uit te laten komen en over het moment dat ze hoorden, of moesten beslissen, dat er nooit een kindje zou komen. Wanneer je de hoop voorbij bent, hoe ga je dan om het dit verdriet? Hoe verwerk je zo’n groot gemis van iemand die er eigenlijk nooit is geweest? Als je grootste droom nooit uit gaat komen, moet je op zoek naar een nieuwe droom, nieuwe zingeving. Sommige van de schrijvers hebben deze zingeving al gevonden, anderen zijn nog zoekende. Het boek biedt steun en herkenning voor mensen die ook ongewenst kinderloos zijn. En tevens biedt het inzicht voor hen die dat niet zijn. Want hoe is het nou écht om ongewenst kinderloos te zijn?