Het is ergens na zevenen. Terwijl Koen bij mij zijn fles drinkt, luister ik naar het bekende tafereel boven. De dag zit er weer op voor Floris. Ik hoor hem lachen en keten met mijn lief.

Papa is de enige die hem in bed mag leggen. Papa; zijn grote held. Ik kom er niet aan te pas, op een dikke kus en knuffel na natuurlijk. Voor hem en mij is dat prima. Het bedritueel gaat zo altijd goed. Floris valt vrijwel meteen in slaap. Ons uit onze slaap houden doet hij vrijwel nooit. Behalve deze avond …

Er verandert iets in zijn blik

Deze avond moet ik – in tegenstelling tot normaal — wel nog even zijn kamer binnenlopen voordat hij kan gaan slapen. Zijn slaapzak ligt om de een of andere reden nog beneden. En die moet aan. Want zonder wordt er niet geslapen. ‘Geen probleem’, denk ik op dat moment. Maar bij het verlaten van zijn kamer verandert er iets in zijn blik. Ik heb het gevoel dat hij ergens mee zit. Toch maakt hij samen met papa het riedeltje af om te gaan slapen. En braaf slapen doet hij inderdaad. Het eerste uur is er dan ook niets aan de hand. Tot het moment dat we allebei moe, maar relaxt op de bank ploffen. Uit het niets is onze anders zo diep slapende peuter ontroostbaar.

Ik weet niet meteen wat ik moet doen. Misschien ben ik niet helemaal de oermoeder der moeders. Ik word altijd een klein beetje zenuwachtig als hij begint te huilen in situaties waarin dat vrijwel nooit voorkomt. En eigenlijk wil ik gewoon simpelweg niet dat hij verdrietig is. In eerste instantie besluit daarom mijn man naar boven te lopen. Het verdriet lijkt snel verholpen. Maar helaas, het is van korte duur. Mijn moederinstinct vertelt mij dat het nu mijn beurt is. Ik probeer er zo goed en zo kwaad als dat gaat achter te komen wat er mis is. Pijn? Geschrokken? Ziek? Maar ik ontdek niets. En ik begrijp hem niet en dat vind ik heel moeilijk.

Zoals alleen ouders dat kunnen

Tot het moment waarop hij mijn hand vastpakt. Ineens begrijp ik hem zo goed! Ik denk aan hoe vaak mijn moeder vroeger naast mijn bed heeft gezeten. Aan alle verhaaltjes die ze mij heeft voorgelezen omdat ik niet wilde slapen. Aan hoe ze mijn getroost heeft. Omdat ik niet wilde dat ze weg zou gaan. Ineens kan ik mij zo goed verplaatsen in waarom ze dat altijd heeft gedaan.

Lees ook: ‘Wat als je baby kon praten’

Terwijl ik naast zijn bedje zit te wachten tot hij rustig slaapt, blijft mijn hoofd malen. Eigenlijk mag ik niet mopperen op hem. Ik ben zo gewend dat hij slaapt als een roos. Hij is in mijn ogen al zo’n grote kerel geworden. Soms overschat ik hem een beetje, merk ik. Hij is heel zelfstandig en weet zich goed te redden. Maar eigenlijk is hij met zijn bijna twee jaar nog zo klein. Onzekerheid en soms bang zijn, horen daar nu eenmaal bij. Voorzichtig sluip ik — zoals alleen ouders dat kunnen — zijn kamer uit.

Stoppen met zoeken naar een oorzaak

Bij de deur sta ik even stil en kijk nog even naar hem in het vage schijnsel van de lamp op de overloop. Als hij slaapt, zijn we even niet samen. Ik fluister dat hij maar over ons moet dromen, dan doen wij dat ook over hem. Zijn we stiekem toch een beetje samen. Gelukkig is het gauw weer morgen!

Als we uiteindelijk allemaal in ons bed liggen, hoor ik een zacht gehuil. Mijn taak voor vandaag zit er nog niet op. Terwijl mijn grote kleine man mooie dromen droomt, heeft nu Koen verdriet. Geen schone luier nodig, geen honger, niet te warm of te koud. Niet ziekjes. Ik besluit direct te stoppen met zoeken naar een oorzaak van zijn verdriet. Want zodra hij dicht tegen mij aanligt, is er stilte. Hij valt meteen in slaap.

Ik besluit te genieten van het moment. En van het feit dat mijn kinderen mij zo nodig hebben. Het verwondert mij oprecht, hoeveel je van je kinderen kunt houden. Mijn kinderen: zo eigen met hun unieke karakter en ogen vol liefde. Ik besluit uiteindelijk Koen terug te leggen in zijn eigen bed. Hij slaapt gelukkig door. Vlug kruip ook ik onder de wol. Des te sneller is het morgen. Dan zijn we weer samen. Dicht bij elkaar.